De kaarsenmakers

In het keukentje was Betty bezig een appeltaart te bakken voor haar jarige kleinzoon. Ze vroeg Frank naar de dorpssupermarkt te fietsen om een doosje kleurige kaarsjes te kopen. Dan kon hij meteen een spuitbus slagroom meenemen, want die had ze niet bij de hand in het zomerhuisje. Een half uur later kwam Frank terug. ‘In dit gereformeerde dorp zijn op zondag de winkels gesloten,’ zei hij misnoegd.

Betty was niet onder de indruk van de verontwaardiging van haar man. ‘Je kunt ook zelf kaarsen maken,’ zei ze nuchter. ‘Ik heb gelezen dat het kinderlijk eenvoudig is.’
‘Ik heb al een hobby en ik ben geen kind meer,’ sputterde Frank tegen. Maar voorzien van een kop koffie zat hij even later toch op internet te zoeken naar een cursus om thuis kaarsen te maken.

Drie dagen later kwam de beheerder van het vakantiepark langs. Bij zijn kantoortje had PostNL een kartonnen doos voor Frank afgegeven. Een starterspakket kaarsen maken, voorzien van alle benodigde ingrediënten, apparatuur, een handleiding en een boekje met originele ideeën om kaarsen te versieren.

Frank en Betty waren drieënveertig jaar geleden getrouwd. Ze waren al zo lang samen dat ze een vast patroon hadden ontwikkeld om met elkaar om te gaan. Allebei waren ze gestopt met werken, al voelden ze zich allesbehalve gepensioneerden. Frank was leraar scheikunde geweest op een middelbare school, Betty verpleegkundige op de spoedeisende hulp van een streekziekenhuis. Aan het doorleefde gezicht van Frank viel af te lezen dat hij met hart en ziel les had gegeven aan klassen vol lastige pubers. Betty had in haar werk op de eerste hulp zo veel menselijke leed voorbij zien komen, dat ze nergens meer van opkeek en de dagelijkse beslommeringen nam zoals die zich aandienden.

Ze woonden in een middelgrote stad. Vanaf de lente tot in de herfst brachten ze de meeste tijd door in hun vakantiehuisje in een recreatiepark op de Veluwe. De recreatiewoningen waren bestemd voor tijdelijke bewoning, maar omdat er Oekraïense of Roemeense arbeidsmigranten in ondergebracht zouden worden als ze leeg stonden, zagen de beheerders van het park door de vingers dat daarmee de hand werd gelicht.

Allebei waren ze verzot op lezen, met een voorliefde voor Nederlandse thrillerauteurs. Met Sinterklaas hadden ze een e-reader gekregen van hun kinderen, maar ze gaven de voorkeur aan papieren boeken die ze leenden van de bieb. Een boek is gemaakt om in je handen te houden, vond Frank, op zo’n elektronisch scherm gaan de letters na een tijdje dansen voor je ogen.

“Samen Een”

De vorige eigenaren hadden het zomerhuisje “Samen Een” genoemd. Uit respect hadden Frank en Betty het houten naambordje boven de voordeur laten hangen. Toen ze het huisje kochten, was het toe aan een grondige onderhoudsbeurt. Frank, die hield van klussen, had dat vol enthousiasme ter hand genomen. Betty had zich ontfermd over de verwaarloosde tuin rond het huis. Ze waren gesteld op hun privacy en liepen de deur niet plat bij andere bewoners. Afgezien van hun naaste buren kenden ze niet veel mensen in het park.

Het park lag aan de rand van het bos, een paar kilometer van het dichtstbijzijnde dorp. Van oorsprong was het opgezet door de kerk waartoe Betty en Frank behoorden, al deden ze al jaren niets meer aan hun geloof. ‘Ik vertrouw meer op mijn gereedschapskist dan op God,’ zei Frank.

Het starterspakket van € 23,95 bevatte een zakje met paraffine, een kleiner zakje stearine, een doosje kleurtabletten, twee meter katoenen lont en vier gietmallen van buigzame silicone. De aspirant-kaarsenmaker moest zelf zorgen voor twee pannen, een grote en een kleinere pan die daar als het ware in kon drijven om au bain-marie de ingrediënten te verwarmen. Daarnaast waren een metalen lepel, een thermometer en satéstokjes om de lont op zijn plaats te houden nodig. En een stapeltje oude kranten om op het aanrecht of de tafel te leggen, want gelekt kaarsvet gaf vlekken die lastig waren te verwijderen.

Onder het kritische oog van Betty begon Frank zijn eerste proef. In de grootste pan die in de keuken van het vakantiehuisje beschikbaar was, verwarmde hij water tot het bijna aan de kook was. De kleinere pan schommelde in het ‘badje van Marie’, zoals hij het noemde. Volgens de bijgeleverde receptuur deed hij negen scheppen paraffinekorrels en één schep stearine in het pannetje. Paraffine, wist hij als oud-leraar scheikunde, was een bijproduct van de raffinage van aardolie en stearine was afkomstig van gezuiverd rundervet. Het mengsel smolt bij een temperatuur van zo’n zeventig graden. Vervolgens goot hij dit kaarsvet voorzichtig in de klaargezette vormpjes, voorzien van katoenen lonten die met stokjes op hun plaats werden gehouden. Door afkoeling stolde het vet en daardoor begon het te krimpen, zodat de kaarsen met een eenvoudige handbeweging uit de vormen geduwd konden worden.

‘Wat vind je ervan?’ zei Frank. Tevreden hield hij zijn zelfgemaakte kaarsen omhoog. Bij wijze van proef stak hij ze aan. Ook al waren ze niet perfect van vorm, ze brandden fraai.
‘In de keuken hangt een walm van kaarsvet, maar dit heb je knap gedaan,’ zei Betty. Uit ervaring wist ze dat Frank ervan hield als ze hem prees voor zijn bezigheden.

De tweede serie kaarsen die Frank maakte zag er al een stuk beter uit. En na de derde lichting waren de ingrediënten van het starterspakket verbruikt. Op internet bestelde Frank Pakket XL van € 67,95 met grotere hoeveelheden paraffine, stearine en lont. Daarbij hoorden ook een glanzende bain-marie-pan, een smeltpan en een rekje om de mallen in te zetten.

De beheerder van het vakantiepark liep langs, PostNL had bij zijn kantoor opnieuw een pakket voor Betty en Frank afgegeven. De doos was een stuk groter dan de eerste keer. In de woonkamer van het vakantiehuisje pakte Frank de spullen uit. Geleidelijk veranderde het keukentje van Betty in een werkplaats voor de kaarsenproductie.

Na een paar weken bestelde Frank zakken van tien kilo paraffine en kleine porties stearine. De grondstoffen sloeg hij op in het tuinhuisje. In de gang stapelden zich de doosjes met handgemaakte kaarsen op, gesorteerd naar formaat en kleur.

‘Wat gaan we in hemelsnaam met al die kaarsen doen?’ vroeg Betty zich vertwijfeld af. ‘De verjaardag van onze kleinzoon is allang voorbij.’ Ze wist dat Frank, als hij een nieuwe hobby had gevonden, niet te stuiten was.

‘Verjaardagen komen ieder jaar terug en het wordt vanzelf Kerstmis. Er is altijd vraag naar kaarsen,’ zei Frank monter.

‘Je gaat me niet vertellen dat je een handeltje wilt beginnen.’

‘Mensen staan straks in de rij. Let maar eens op. Mijn kaarsen worden een hit. Ze zijn echt bijzonder.’

Dat was waar. Frank was er in geslaagd om met kleur- en geurstoffen en een verscheidenheid aan formaten en vormen een indrukwekkend aanbod van kaarsen te produceren, waarbij de kwaliteit niets meer te wensen over liet. De buren in het vakantiepark hadden al enthousiast doosjes met kaarsen bij hem besteld.

‘Als je het maar uit je hoofd laat. Straks struikel ik in de gang over de resultaten van je huisvlijt,’ zei Betty, ook al wist ze dat haar protest kansloos was. ‘Nou goed,’ vervolgde ze berustend. ‘Ik zal je helpen van de voorraden af te komen. Laten we beginnen onze kinderen in te schakelen. Ze kunnen de ouders van kinderen uit de klas van hun kinderen aansporen kaarsen voor verjaardagen te bestellen. Dat geeft een sneeuwbaleffect.’

‘Dan zal ik een mailtje sturen naar het bewonersbestand van het vakantiepark en een briefje ophangen op het prikbord in het kantoortje van de beheerder.’

‘Goed idee, dan maak ik wat sfeervolle foto’s die we erbij kunnen plaatsen.’

Betty en Frank gingen aan de slag. Frank deed de productie en Betty handelde de bestellingen af. Het aanrecht gebruikten ze als kaarsenmakerij, aan de keukentafel deden ze de administratie. Wat begonnen was uit ergernis omdat de dorpssupermarkt op zondag gesloten was, was uitgegroeid tot een bruisende huisnijverheid.
Vaste bewoners van het vakantiepark kwamen op de koffie bij Betty en vertrokken met een tasje gekleurde kaarsen. Ze hadden iets te vieren of ze wilden sfeerkaarsen voor de gezelligheid ‘s avonds met een wijntje op het terras in de tuin. Ook nieuwe klanten van buiten het park vonden de weg naar het huisje met het houten naambord “Samen Een” aan de gevel. Frank had voorgesteld die oubollige naam te vervangen door “De Kaarsenshop”, maar die nieuwlichterij had Betty verboden.

Tot de bezoekers behoorden twee mannen, joviale veertigers die vertelden dat ze aan de andere kant van het vakantiepark woonden. Betty en Frank hadden hen niet eerder ontmoet. Het park telde ruim honderd huisjes, het was ondoenlijk alle bewoners persoonlijk te kennen.

Richard en Jacques heetten ze, ‘zeg maar Richie en Jack’. Ze waren werkzaam als consultants in strategische bedrijfsadvisering, vertelden ze. Volgens Betty vormden ze een homostel, maar Frank was daar niet van overtuigd. ‘Als ze praten wapperen ze niet zo mal met hun handen.’ Hij deed voor wat hij bedoelde en Betty gaf wijselijk geen commentaar.

De derde keer dat ze langs kwamen voor een bestelling vroeg Jack of ze konden zien hoe de kaarsen gemaakt werden. Betty maakte bezwaar omdat het een bende was in de keuken, maar Frank vond het best. Hij glom van trots dat ze zo’n belangstelling hadden voor zijn hobby. Op het aanrecht stond een rekje met pas gegoten kaarsen uit te harden, op de vloer stonden zakken met paraffinekorrels, op tafel lagen vormpjes en mallen. Bewonderend zeiden Richie en Jack dat ze het knap vonden hoe Frank er in was geslaagd in de keuken een kaarsenwerkplaats te beginnen.

‘Het is behelpen,’ zei hij bescheiden.

‘En knap onhandig. We eten niet meer aan de keukentafel, maar met het bord op schoot in de woonkamer,’ vulde Betty aan.

‘Dat brengt me op een idee,’ zei Richie. ‘Net buiten het recreatiepark hebben we een schuur die al een tijdje leeg staat. Die is een stuk groter dan jullie keuken. Als jullie er belangstelling voor hebben, kunnen jullie die wel een tijdje gebruiken. Op het ogenblik doen we er toch niets mee.’

‘Nou je het zegt, als je van plan bent je productie uit te breiden heb je daar alle ruimte,’ zei Jack.

‘Daar moeten we over nadenken,’ hield Frank het aanbod af.

‘Tuurlijk,’ reageerde Richie. ‘Een schuur heeft geen pootjes. Die loopt niet weg, haha. Wacht, ik geef jullie mijn coördinaten.’ Hij haalde een visitekaartje uit zijn binnenzak en legde dat op de keukentafel.

Een week later ondertekenden Frank, Betty, Richard en Jacques een onderhands contractje. Tegen betaling van de vaste lasten stelden Richard en Jacques een schuur ter beschikking aan Frank en Betty voor de productie en distributie van handgemaakte kaarsen.

Met een aanhangwagentje verhuisde Frank alle attributen van de kaarsenmakerij uit de keuken naar de schuur buiten het vakantiepark. Hij had er als leraar in loondienst altijd van gedroomd eigen baas te zijn en nu voelde hij zich de directeur van een onderneming. Tegen Richie en Jack zei hij grappend dat hij visioenen had van een lichtreclame aan de gevel van de schuur.

Nu er meer werkruimte beschikbaar was, besloot Frank de productie te verhogen. In plaats van het omslachtige proces van gesmolten kaarsvet in vormen gieten, konden kaarsen in serie gemaakt worden door lonten onder te dompelen in vloeibaar kaarsvet en die procedure een aantal keren te herhalen. Daar bestonden apparaten voor, had hij op internet gevonden. Een rekje met een rij lonten die daaraan hingen, werd in een bak met kaarsvet gedompeld en na een of twee seconden weer omhoog gehaald. Nadat het kaarsvet was afgekoeld, werd het rek opnieuw in het vet gedompeld. Zo groeiden de kaarsen laagje na laagje aan. De procedure werd net zo lang herhaald totdat ze de gewenste dikte hadden bereikt.

Toen Richie en Jack een keer in de schuur kwamen kijken hoe het beviel, begon Frank over zijn voornemen een dompelinstallatie aan te schaffen. Richie reageerde enthousiast. ‘Ik proef een business case. Een growth strategy. Een profit opportunity. Een investment tool. Een productivity challenge…’
Frank liet hem niet uitpraten. ‘Het blijft gewoon een hobby,’ relativeerde hij.

‘Een hobby die volkomen uit de hand is gelopen,’ vulde Betty aan. ‘Het is tijd een punt achter deze boel te zetten. Zo is het wel mooi geweest.’

‘Kerstmis komt eraan,’ zei Frank om de bezwaren van zijn vrouw af te kappen.

‘Daar zeg je wat! Daar moet je als ondernemer op inspelen,’ zei Richie.

‘Als je er behoefte aan hebt kunnen we helpen met de investering. We zijn per slot van rekening business consultants,’ voegde Jack toe. ‘Jullie kunnen altijd een beroep op ons doen.’

Die avond voerden Betty en Frank een indringend gesprek. Betty vond dat Frank moest stoppen met zijn kaarsenhobby. Als hij bang was zich te vervelen: het tuinschuurtje had een lik verf nodig en de dahlia’s moesten uit de grond. Maar Frank hield voet bij stuk. Hij had lol in zijn nieuwe hobby en de kaarsen werden steeds beter. Bij uitzondering won hij de discussie met zijn vrouw.’Nou je het zegt, als je van plan bent je productie uit te breiden heb je daar alle ruimte,’ zei Jack.

‘Daar moeten we over nadenken,’ hield Frank het aanbod af.

‘Tuurlijk,’ reageerde Richie. ‘Een schuur heeft geen pootjes. Die loopt niet weg, haha. Wacht, ik geef jullie mijn coördinaten.’ Hij haalde een visitekaartje uit zijn binnenzak en legde dat op de keukentafel.
Een week later ondertekenden Frank, Betty, Richard en Jacques een onderhands contractje. Tegen betaling van de vaste lasten stelden Richard en Jacques een schuur ter beschikking aan Frank en Betty voor de productie en distributie van handgemaakte kaarsen.

 

Met een aanhangwagentje verhuisde Frank alle attributen van de kaarsenmakerij uit de keuken naar de schuur buiten het vakantiepark. Hij had er als leraar in loondienst altijd van gedroomd eigen baas te zijn en nu voelde hij zich de directeur van een onderneming. Tegen Richie en Jack zei hij grappend dat hij visioenen had van een lichtreclame aan de gevel van de schuur.

Nu er meer werkruimte beschikbaar was, besloot Frank de productie te verhogen. In plaats van het omslachtige proces van gesmolten kaarsvet in vormen gieten, konden kaarsen in serie gemaakt worden door lonten onder te dompelen in vloeibaar kaarsvet en die procedure een aantal keren te herhalen. Daar bestonden apparaten voor, had hij op internet gevonden. Een rekje met een rij lonten die daaraan hingen, werd in een bak met kaarsvet gedompeld en na een of twee seconden weer omhoog gehaald. Nadat het kaarsvet was afgekoeld, werd het rek opnieuw in het vet gedompeld. Zo groeiden de kaarsen laagje na laagje aan. De procedure werd net zo lang herhaald totdat ze de gewenste dikte hadden bereikt.

Toen Richie en Jack een keer in de schuur kwamen kijken hoe het beviel, begon Frank over zijn voornemen een dompelinstallatie aan te schaffen. Richie reageerde enthousiast. ‘Ik proef een business case. Een growth strategy. Een profit opportunity. Een investment tool. Een productivity challenge…’
Frank liet hem niet uitpraten. ‘Het blijft gewoon een hobby,’ relativeerde hij.

‘Een hobby die volkomen uit de hand is gelopen,’ vulde Betty aan. ‘Het is tijd een punt achter deze boel te zetten. Zo is het wel mooi geweest.’

‘Kerstmis komt eraan,’ zei Frank om de bezwaren van zijn vrouw af te kappen.

‘Daar zeg je wat! Daar moet je als ondernemer op inspelen,’ zei Richie.

‘Als je er behoefte aan hebt kunnen we helpen met de investering. We zijn per slot van rekening business consultants,’ voegde Jack toe. ‘Jullie kunnen altijd een beroep op ons doen.’

Die avond voerden Betty en Frank een indringend gesprek. Betty vond dat Frank moest stoppen met zijn kaarsenhobby. Als hij bang was zich te vervelen: het tuinschuurtje had een lik verf nodig en de dahlia’s moesten uit de grond. Maar Frank hield voet bij stuk. Hij had lol in zijn nieuwe hobby en de kaarsen werden steeds beter. Bij uitzondering won hij de discussie met zijn vrouw.

In de schuur kwamen nieuwe apparaten te staan. Met hulp van de financiering door zijn nieuwe partners Richie en Jack maakten de pannetjes voor het smelten van het vet “au bain-marie” plaats voor elektrisch verwarmde metalen bakken. Er kwam een installatie om kaarsen mechanisch met de dompelmethode te produceren. In de schuur stapelden de dozen met kaarsen zich op. Met de herfst in aantocht en daarna de donkere dagen rond Kerst zouden de voorraden vast en zeker verkocht worden. Daarvan was Frank overtuigd.

Het was half oktober. In het vakantiehuisje was geen verwarming en om te overnachten werd het te koud. Betty en Frank brachten steeds minder dagen door op de Veluwe en Frank kwam niet meer in de schuur. Op verzoek van Betty boekte hij een overwinteringsvakantie in een B&B op Tenerife. Zonnewarmte hielp tegen haar artrose. In de lente kon hij zijn kaarsenhobby wel weer oppakken.

De Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD)

Kort nadat Betty en Frank gebruind terug zijn gekomen van een lang verblijf op de Canarische Eilanden, staan er twee mensen bij de voordeur van hun appartement. Een man en een vrouw, op het oog allebei dertigers. Ze identificeren zich als agenten van de FIOD, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, en vragen of ze binnen mogen komen voor een gesprek.

Verrast gaat Frank hen voor. Hij vraagt zich af wat deze types komen doen, er is toch niets mis met zijn belastingaangifte? Ze gaan zitten aan de keukentafel. Gewoontegetrouw biedt Betty een kop koffie aan, maar dat slaan de agenten af. ‘We willen u niet tot last zijn,’ verontschuldigt de vrouw zich. Ze heeft zich voorgesteld als Carolien van Dongen. Haar collega volstaat met zijn achternaam, Willems.

‘U bent eigenaars van een recreatiewoning in een vakantiepark op de Veluwe, bestemd voor seizoenbewoning,’ begint Van Dongen.

‘Klopt,’ antwoordt Frank.

‘Wij zijn daar alleen maar in de zomermaanden,’ vult Betty aan.

‘Prima, dat is in orde. U heeft bij het vakantiepark ook een schuur gehuurd.’

‘Nee,’ zegt Frank. ‘Niet gehuurd. We hebben hem in bruikleen tegen betaling van gas, water en licht.’

‘Daar willen we het over hebben,’ zegt Willems. ‘Wat doet u in die schuur?’

‘Mijn man heeft sinds een tijdje een hobby ontwikkeld…’ begint Betty.

‘Een liefhebberij,’ onderbreekt Frank haar. ‘Ambachtelijke kaarsen maken. Ik ben met een doe-het-zelf-pakket begonnen in de keuken en toen dat te krap werd heb ik de productie verhuisd naar die schuur. Als u belangstelling heeft…’ Frank maakt aanstalten een paar kaarsen aan de agenten laten zien, maar Betty maant hem te blijven zitten.

‘De elektriciteitsrekening van de afgelopen twee kwartalen is ongebruikelijk hoog,’ zegt Willems.
‘Dat moet een vergissing zijn. Ik ben er al maanden niet geweest.’
Van Dongen haalt een document uit haar tas. Een overzicht van het elektriciteitsverbruik.
Frank kijkt er verbaasd naar en schudt zijn hoofd. ‘Daar klopt helemaal niks van.’

‘U ziet het toch. Waarom klopt dat niet?’

‘Omdat we niet in Nederland waren. We zijn net terug zijn van onze overwintering op de Canarische Eilanden.’

‘Dat gezonde kleurtje kunt u ook bij een zonnebank hebben opgedaan.’

‘En ten tweede omdat de productie van kaarsen niet zo veel stroom verbruikt. Waarschijnlijk is de meter op hol geslagen. Misschien hebben steenmarters de kabels doorgeknaagd. Daar lees je wel eens over.’

‘Het spijt me, meneer, wij vermoeden een andere oorzaak. We denken dat u een wietplantage in de schuur bent begonnen. Geen kaarsen, maar drugsproductie. Dat verklaart voor ons waarom u daar grote hoeveelheden bindmiddelen en oplosvloeistoffen heeft opgeslagen.’

‘Waar hééft u het over!’ roept Frank verontwaardigd uit.

Ontzet kijkt Betty naar Willems en Van Dongen. De agenten zwijgen. Frank probeert een eind te maken aan hun verdenking, maar verder dan onsamenhangend gestamel komt hij niet. ‘We zijn gepensioneerd. We betalen ieder jaar onze belastingaanslag. Op koningsdag hangen we de vlag uit.

Waar hebben we deze flauwekul aan te danken?’ zegt hij, struikelend over zijn woorden.

‘Dat zal ik u vertellen,’ antwoordt Van Dongen. Willems knikt.

De beheerder van het vakantiepark had zich erover verbaasd dat PostNL regelmatig bestellingen voor Frank kwam afgeven. Het vakantiehuisje van Frank was al een tijdje afgesloten, maar hij wist dat Frank vaak in de schuur naast het vakantiepark aan het werk was. Toen hij daar aanklopte, werd er opengedaan door iemand die geen Nederlands sprak. De beheerder vermoedde dat er in de schuur clandestien Oost-Europese arbeidsmigranten waren ondergebracht. Daarom verzocht hij de politie de schuur in de gaten te houden.

‘Ongehoord,’ mompelt Frank.

‘We zijn er nog niet,’ zegt Van Dongen.

De politie onderschepte de zendingen voor Frank en ontdekte dat er dozen met bindmiddelen, zoals lactose en aardappelzetmeel, en oplosmiddelen, zoals formamide en aceton, werden afgeleverd. Dat zijn, zegt ze voor alle duidelijkheid, grondstoffen voor de productie van synthetische drugs zoals XTC.

‘Daar hebben mijn man en ik niets mee te maken. We weten niet eens hoe XTC er uit ziet. Laat staan wat het doet,’ zegt Betty verontwaardigd.

‘XTC is een partydrug, het zit in gekleurde pilletjes. Net Smarties,’ zegt Willems. ‘En mocht u dit nog weten: Nederland staat bekend als de grootste producent en exporteur van XTC ter wereld. We schatten de jaaromzet van synthetische drugs op achttien tot twintig miljard euro.’

‘Illegaal, hè,’ vult Van Dongen aan.

Frank probeert zich te beheersen. ‘Waarom komt u dan bij ons terecht? Ik zou zeggen, ga die XTC-boeven vangen,’ zegt hij.

‘Daarom zijn we hier,’ antwoordt Van Dongen kalm. De politie, vervolgt ze, heeft bij het energiebedrijf het elektriciteitsverbruik in de schuur opgevraagd. Ze wijst op het stuk papier dat op tafel ligt. En die hoge energierekening wordt keurig betaald.

‘Niet door mij,’ zegt Frank.

‘Jawel, door u, dat wil zeggen door een firma die op uw naam staat.’

‘Dat kan niet. Ik heb geen firma op mijn naam.’

Van Dongen haalt een tweede document uit haar tas.

‘Jezus Christus,’ zegt Frank ongelovig nadat hij er een blik op heeft geworpen.

‘De Veluwe is de Bijbelgordel, maar Hij staat hier buiten.’

‘Kan me niet schelen. Er is goddomme met mijn handtekening geknoeid,’ briest Frank.

Van Dongen doet alsof ze Frank niet hoort.

Willems neemt het gesprek over. De firma die op Franks naam staat, zegt hij, beschikt over een Nederlandse bankrekening, maar is statutair gevestigd op de Britse Maagdeneilanden.

‘Wat heb jij met maagden, Frank?’ zegt Betty verschrikt.

‘De Maagdeneilanden, mevrouw,’ verduidelijkt Willems. ‘Een belastingparadijs in het Caribisch gebied. Via brievenbusfirma’s in Nederland vloeit daar jaarlijks voor miljarden aan illegaal of crimineel geld naar toe. ‘

Van Dongen vult aan: ‘Op de bankrekening van uw firma zijn grote bedragen binnengekomen en direct weer doorgesluisd. Met als vermelding dat het om de verkoop van kaarsen gaat. Waar die zijn geproduceerd en aan wie ze zijn geleverd, is een raadsel. Maar als we alles bij elkaar optellen kunnen we vaststellen dat u een buitenproportionele productie heeft gedraaid in een schuur waarvan u beweert dat u er niets mee van doen heeft. Wij vermoeden daarom dat “kaarsen” een codewoord is waarmee synthetische drugs worden bedoeld.’

‘Ik zei al, de Nederlandse drugsindustrie is goed voor achttien miljard per jaar. Dat geld moet ergens naar toe. We vermoeden dat betalingen via deze bankrekening deel uit maken van een witwastraject,’ zegt Willems.

‘Ik weet van niets,’ herhaalt Frank. ‘U bent aan het verkeerde adres. Maar ik weet wie u verder kan helpen.’

‘We zijn benieuwd,’ zegt Van Dongen.

‘Die schuur,’ vervolgt Frank, ‘die heb ik in bruikleen van twee mannen die ook een vakantiehuisje in het park hebben. Richard en Jacques. Zij zijn de eigenaars.’

‘Dat gerucht hadden wij ook gehoord. We hebben contact met hen gezocht, maar ze niet gevonden. We hebben ontdekt dat die zogenaamde “Richard” en “Jacques” niet bestaan.’

‘Dat kan niet,’ zegt Frank resoluut. ‘Ze zijn bij ons op bezoek geweest. Betty kan dat bevestigen.’

‘Ze hebben een paar keer bij ons koffie gedronken,’ knikt Betty.

‘Hoe verklaart u dan dat het nummer van het vakantiehuis van “Richard” en “Jacques” niet bestaat?’ zegt Willems.

‘Dat weet ik niet. Misschien is het een ander nummer. Maar zij bestaan. Twee stevige, forse mannen. Of veronderstelt u dat ik spoken heb gezien?’

‘Ik verbaas me nergens over. Mensen halen zich de gekste dingen voor de geest.’ Agent van Dongen maakt aanstalten op te staan. De twee documenten die ze uit haar tas heeft gehaald, laat ze op de keukentafel liggen. ‘Het was me een genoegen, mevrouw, meneer.’

Willems volgt haar. Bij de voordeur draait hij zich om naar Frank. Neutraal, alsof hij het weerbericht voorleest, zegt hij: ‘Ik raad u aan dat u zich bij ons volgende gesprek laat bijstaan door een advocaat.’

‘Ik begrijp er helemaal niets van,’ zegt Frank ‘s avonds tegen zijn vrouw.

‘Ik wel. Je bent grandioos in het pak genaaid,’ zegt Betty. ‘Door die twee nichten die jou zo nodig moesten helpen.’

‘Richie en Jack,’ sombert Frank.

Ze zitten tegenover elkaar in de woonkamer van hun appartement. Nu pas dringt tot ze door in wat voor penibele situatie ze zich bevinden. Hoe langer ze er over praten en vanuit welke invalshoek ze het ook bekijken: de verdenkingen van de twee FIOD-agenten komen er op neer dat Franks kaarsenhobby een dekmantel is voor illegale drugsproductie en witwassen.

‘Dit kunnen we niet over ons heen laten gaan, maar wat kunnen we eraan doen?’ zegt Frank moedeloos.

‘Kom op, je kon lastige klassen met opstandige leerlingen ook aan,’ zegt Betty. Ze ziet aan de verslagen uitdrukking op zijn gezicht dat haar bemoedigend bedoelde woorden geen effect hebben.

De volgende ochtend rijden ze naar het vakantiepark op de Veluwe om uit te zoeken wat er aan de hand is. Bij hun huisje lijkt alles in orde. De buitendeuren zijn gesloten, binnen staat alles op zijn plek, precies zoals ze het in oktober hebben achtergelaten. Er is niets verdwenen. Water en gas zijn voor de winter afgesloten, kozijnen vertonen geen tekenen van inbraak.

Daarna lopen ze naar het kantoortje. De beheerder neemt hen argwanend op, alsof hij hen verdenkt van criminele activiteiten. Ja, er is politie langs geweest, zegt hij, maar hij had de agenten niet kunnen helpen. De schuur waarin ze geïnteresseerd waren, staat buiten het terrein van het vakantiepark en daar is hij niet verantwoordelijk voor.

‘Die twee mannen,’ zegt Frank. ‘Richard en Jacques. Zij zijn toch bewoners van het park?’

‘Klopt,’ beaamt de beheerder.

‘Maar de agenten die bij ons waren beweerden dat ze niet bestaan, of in ieder geval dat hun vakantiehuisje niet bestaat.’

‘Klopt,’ zegt de beheerder.

‘Dat kán toch niet? Het is toch niet “Schrödingers kat” die tegelijk wel en niet in een doos zit?’

‘Richard en Jacques, als dat hun echte namen zijn, hadden geen huisje, maar een stacaravan.

Twee weken geleden, vlak voordat die agenten bij mij langs kwamen, is die weggesleept. Hun plek is leeg.’

‘Ik neem aan dat u hun gegevens heeft,’ zegt Betty. ‘Je kunt in dit overgereguleerde land niet zo maar verdwijnen.’

‘Het mobiele nummer dat ik van ze heb, is niet in gebruik en hun e-mailadres klopt niet.’

‘Misschien zijn de ondergedoken op de Maagdeneilanden,’ zegt Frank cynisch.

‘Dat weet ik niet. Maar er staat hier wel een pakket dat PostNL een paar dagen geleden voor de Kaarsenshop heeft gebracht. Dat bent u toch? Als u die doos wilt meenemen, dan ben ik ervan af.’

Frank knikt.

De beheerder slaat een vriendelijker toon aan. ‘Met Kerstmis hebben we bij ons thuis de kaarsen aangestoken die u mij gegeven had. Ze waren erg mooi en hebben lang gebrand. Mijn vrouw zei dat we beslist nieuwe bij u moesten bestellen.’

‘Heeft u een sleutel van die schuur?’ vraagt Frank.

‘Nee, maar aan de achterkant kun je naar binnen klimmen. Dat doen dakloze asielzoekers ook. Die jaag ik geregeld weg. Ik bedoel er niks negatiefs mee, maar ze zijn een plaag,’ zegt de beheerder.

Betty en Frank lopen naar de schuur aan de andere kant van het hek van het recreatiepark. De deur is op slot. Zoals de beheerder had aangegeven, staat achter de schuur een betonnen watertank. Daar klimmen ze op, zodat ze bij een raam kunnen, dat met een beetje duwen open gaat. Het kost enige moeite op hun leeftijd, maar het lukt ze via het raam naar binnen te glippen.

De schuur oogt verlaten, alsof er in weken niemand binnen is geweest. De spullen van de kaarsenproductie die Frank had aangeschaft, staan er ongebruikt bij. De bakken om water te verwarmen, de dompelinstallatie, de mallen waarin het vloeibare kaarsvet wordt gegoten, de rekken om de kaarsen te laten harden, de plastic zakken met paraffine en stearine.
Niets wijst op een drugslaboratorium, waarvan Van Dongen en Willems hadden beweerd dat ze dat in de schuur hadden aangetroffen.

‘Heb nou wat,’ zegt Frank. ‘Er is hier helemaal geen drugslab.’

‘We worden toch niet voor de gek gehouden?’ vraagt Betty zich hardop af.

‘Volgens de FIOD-agenten bestaan Richie en Jack ook niet.’

‘Dat kan niet. Jij hebt zaken gedaan met die twee mannen. Ik heb koffie voor ze ingeschonken.’

‘Het lijkt wel een fata morgana. Een gezichtsbegoocheling. Alle sporen zijn uitgewist. Maar de FIOD verdenkt ons wel van betrokkenheid bij de productie van XTC-pillen en bij een witwasconstructie om geld weg te sluizen naar een of andere nepfirma op de Britse Maagdeneilanden.’

‘Het is alsof we roepen “Dorbeck heeft het gedaan”,’ zegt Betty, die haar literaire klassiekers kent. ‘Maar net als Dorbeck in De donkere kamer van Damocles zijn Richie en Jackie onvindbaar en denkt de FIOD dat we hun namen verzonnen hebben om onze onschuld te bewijzen.’

‘Er zit maar één ding op,’ zegt Frank strijdvaardig. Hij heeft zijn zelfverzekerdheid van leraar die geen tegenspraak duldt, terug. ‘We gaan afrekenen met die twee kerels die ons erin hebben geluisd.’

Terug aan de keukentafel ordent Betty de informatie waarover ze beschikken, alsof ze verbandmiddelen klaar legt in de spoedeisende hulppost waar ze werkte. De afrekening van het energiebedrijf. De inschrijving van de firma met de handtekening van Frank. Een papiertje van de beheerder met het mobiele nummer en e-mailadres van Richie en Jack. Het registratienummer van hun stacaravan.

Ze kunnen er niets mee. De energierekening is wat het is. De handtekening op de inschrijving van de firma moet met copy-paste zijn gehaald van de overeenkomst die Frank, Richie en Jack hadden ondertekend om de schuur te gebruiken. Het registratienummer van de stacaravan levert niet op waar die staat. Het mobiele nummer antwoordt niet en het e-mailadres bestaat niet meer.

Op de zwart-wit geblokte tegelvloer naast de keukentafel staat nog het pakket dat ze van de beheerder hebben meegekregen.

‘De Kaarsenshop,’ leest Frank op het etiket. ‘Weet je, die naam heb ik een keer genoemd toen ik met Richie en Jack stond te praten over de installatie van een dompelmachine. Als grap zei ik dat er wel een lichtreclame op de schuur kon komen. “De Kaarsenshop”. We moesten er alle drie om lachen. Maar ik heb die naam nooit gebruikt.’

 

‘Zij dus wel,’ concludeert Betty.

‘De Kaarsenshop als dekmantel voor hun drugslaboratorium.’

‘Maak eens open.’

Met een keukenmes snijdt Frank de kartonnen doos open. Er zit een blauwe vierkantige plastic bidon in met een etiket waarop “Formamide” staat. En een envelop met de orderbevestiging.

Frank tilt de bidon uit de doos en draait de schroefdop los. Een geur van ammoniak vult de keuken.

Betty deinst achteruit. ‘Draai dicht! Wat is dat voor eng spul?’

‘Dat kan ik je vertellen,’ zegt Frank, puttend uit zijn ervaring als scheikundeleraar.
Formamide, zegt hij, is een carbonzuur dat chemisch is verwant aan mierenzuur. Het wordt gebruikt als grondstof voor de productie van onkruidverdelgers, pesticiden, vitamines en geneesmiddelen of als hulpmiddel in talloze industriële processen. Het is een kleurloze vloeistof met een sterke geur. Op internet staan berichten over politie-invallen in drugslaboratoria, waarbij grote hoeveelheden formamide in beslag zijn genomen. Het speelt een rol als oplosmiddel bij de productie van synthetische drugs zoals XTC.
Frank opent de orderbevestiging. De rekening voor de bidon van vijf liter bedraagt € 45,63 ex btw. Vriendelijk verzoek binnen twee weken te betalen.

Behalve het afleveringsadres staan op de rekening de gegevens van de leverancier. En een klantnummer.

Betty wijst op het adres en het telefoonnummer van de firma Chemical International.
Chemical International blijkt gevestigd te zijn in een Brabants dorp langs de grens met België. Te ver om op stel en sprong naar toe te rijden. Resoluut pakt Frank zijn mobiel en toetst het nummer.

‘Zjemikal Internèzjonal, met Zjantal’ zegt een zangerige stem.

‘Goedemiddag Chantal, je spreekt met …. [onverstaanbaar]. Ik heb een verzoek in verband met mijn bestelling,’ zegt Frank. ‘Zal ik u mijn klantnummer geven?’

‘Graag.’

Frank leest het nummer voor dat op de rekening staat.

‘Momentje…. Ah, meneer Wortelboer van De Kaarsenshop.’

‘Dat ben ik.’

‘Wat kan ik voor u doen meneer Wortelboer?’

‘Ik wil het afleveringsadres voor mijn bestellingen veranderen.’

‘Da’s geen probleem meneer Wortelboer.’

Frank legt uit dat hij niet langer het adres van het vakantiepark wil gebruiken, want in de winter is dat gesloten.

‘Da’s geen probleem meneer Wortelboer.’

‘U heeft toch ook mijn huisadres in uw bestand?’

‘Vanzelfsprekend meneer Wortelboer.’

‘Voor alle zekerheid, kunt u herhalen wat daar staat? Er zijn wel eens foutjes gemaakt met het huisnummer.’

Chantal leest het adres op dat bij haar in de administratie staat. Frank schrijft ijverig mee.

‘Helemaal correct,’ zegt hij. ‘Als je dat bij mijn volgende bestelling wilt gebruiken, zijn we klaar.’

‘Graag gedaan meneer Wortelboer. Heeft u anders nog wensen?’

‘Nee dank je, Chantal, je hebt me geweldig geholpen.’

‘Graag gedaan meneer Wortelboer en nog een prettige middag.’

Frank klikt het gesprek weg. Hij geeft Betty een high five. ‘Waar ligt in hemelsnaam Aperloo,’ zegt hij.

Vier dagen later staat op een binnenpagina van De Stentor, de regionale krant van noord-Gelderland, noordwest-Overijssel en zuid-Drenthe, een foto: “Caravan gaat in vlammen op” In de begeleidende tekst staat dat onbekenden in het buurtschap Aperloo, gelegen aan de noordrand van de Veluwe, een caravan in brand hebben gestoken. De caravan is volledig uitgebrand. Van de daders is geen spoor en de politie roept getuigen op zich te melden. De eigenaren van de caravan, Klaas Wortelboer en Kees Sandering, spreken van vandalisme.

‘We begrijpen niet hoe iemand tot zo’n harteloze daad kan komen. We waren van plan in de zomer met onze caravan door Europa te zwerven,’ aldus Wortelboer. Zijn partner Sandering zegt: ‘We hebben alleen maar vrienden en geen vijanden.’

Volgens de politie is mogelijk sprake van een vergisactie door een drugsbende. In een loods nabij de uitgebrande caravan zijn chemicaliën gevonden die gebruikt kunnen worden voor de productie van drugs. Wortelboer en Sandering ontkennen daar iets mee te maken te hebben.

‘Die spullen zijn van de Kaarsenshop waarmee we hebben samengewerkt. Maar die lui hebben ons een lelijke streek geleverd en toen zijn we ermee gestopt.’

Bij het artikel staan portretjes afgedrukt van Wortelboer en Sandering.

‘Ik ga maar eens een appeltaart bakken,’ zegt Betty. ‘En jij gaat nooit meer kaarsen maken in mijn keuken.’

Frank knikt. ‘Ik ga een andere hobby beginnen. En ik ga een afspraak maken met de agenten van de FIOD om hier een flacon formamide te komen ophalen.’