Nederlands goud in de kluizen onder Manhattan

Een derde van het goud van De Nederlandsche Bank ligt opgeslagen in New York. Ooit een logische keuze, maar inmiddels vragen andere landen die daar goud hebben gestald zich af: hoe veilig is dat nog, met de onvoorspelbaarheid van president Trump?

Dit stuk in 1 minuut

  • In Duitsland en Italië gaan stemmen op om het goud van de centrale banken weg te halen uit het Amerika van de wispelturige president Donald Trump. Moet Nederland daar ook over na gaan denken?
  • In het begin jaren negentig verplaatste De Nederlandsche Bank in het diepste geheim goud uit New York naar Australië, toen uit wantrouwen over de Amerikaanse opstelling jegens Europa na de val van de Berlijnse Muur.
  • Nu stelt DNB dat er niets aan de hand is.
  • Een kleine geschiedenis van het goud van De Nederlandsche Bank.

Op 33 Liberty Street in Manhattan staat het imposante gebouw van de Federal Reserve Bank of New York. Diep uitgehouwen in het gesteente onder de grond bevinden zich de kelders waar de goudreserves van De Nederlandsche Bank en andere centrale banken worden bewaard. Op de stellingkasten hangen naambordjes die weergeven aan welk land de goudstaven toebehoren.
Veiliger is nauwelijks denkbaar. Zelfs bij een aardbeving, neerstortend vliegtuig, terroristische aanval of bombardement zouden de kelders in de rotsen van Manhattan ongeschonden blijven.
De Nederlandsche Bank heeft ongeveer 190 ton goud – ruim vijftienduizend staven van 12,5 kilo met een totale waarde van zo’n 16 miljard euro – ondergebracht in de kluizen in New York. Dat is 31 procent van de Nederlandse goudreserves van 612 ton (de totale boekwaarde eind 2024: 49,4 miljard euro).
Nog eens 31 procent bevindt zich in het DNB Cashcentrum op het defensieterrein bij het voormalige militaire vliegveld Soesterberg en de overige 38 procent is verdeeld over de Canadese en Britse centrale banken in Ottawa en Londen.
Geografisch gespreid en historisch verklaarbaar. De buitenlandse locaties waar DNB haar goudreserves heeft opgeslagen, zijn de geallieerde landen uit de Tweede Wereldoorlog. Betrouwbare bondgenoten, dus.
Niets aan de hand zou je denken.
Maar met Donald Trump als president van de Verenigde Staten bestaan er geen zekerheden meer. Over importheffingen heeft hij maandenlang voor verwarring gezorgd en bondgenoten tegen zich in het harnas gejaagd.
Hij heeft zijn zinnen gezet op Groenland en het Panamakanaal. In Washington voert Trump een bikkelharde campagne tegen de Federal Reserve Board (Fed), het stelsel van Amerikaanse centrale banken waarvan de Fed in New York deel uitmaakt.
Dit heeft tot onrust geleid. In Duitsland en Italië stellen politici en academici openlijk de vraag of hun goudreserves nog wel veilig zijn. Die twee landen hebben na de Verenigde Staten de grootste reserves ter wereld; Nederland staat op de tiende plaats. Het schrikbeeld is dat de VS die reserves kunnen confisqueren.
Michael Jäger, de Duitse secretaris-generaal van de Europese bond van belastingbetalers, verklaarde onlangs: ‘Trump wil de Fed controleren. Dat betekent dat hij ook de Duitse goudreserves zou controleren. Het is ons geld en het moet worden teruggebracht.’
CSU-Europarlementariër Markus Ferber waarschuwde: ‘Trump is grillig. Het beleid van de Bundesbank (met betrekking tot de Duitse goudreserves, red.) moet de nieuwe geopolitieke realiteit weerspiegelen.’
De radicaal-linkse Duits-Italiaanse Europarlementariër Fabio de Massi deed een oproep aan Duitsland en Italië om ‘in turbulente tijden het goud naar Europa te verplaatsen’.
In Nederland hebben, voor zover bekend, politici zich hier niet over uitgelaten.
De Nederlandsche Bank maakt zich geen zorgen. Plichtmatig stelt DNB: ‘Hoewel we de ontwikkelingen rond de goudvoorraad vanuit onze rol als centrale bank voortdurend in de gaten houden, zien we geen aanleiding om aan de bestaande afspraken te twijfelen.’

Precedenten

Maar er zijn historische precedenten. Midden jaren zestig van de vorige eeuw gaf de president van Frankrijk, Charles de Gaulle, opdracht de complete Franse goudreserves uit de VS terug te halen. De Gaulle , een fervent goudliefhebber, vertrouwde de Amerikaanse regering niet. Hij liet 3.300 ton naar Frankrijk repatriëren.
Op 4 februari 1965 viel Charles de Gaulle op een persconferentie uit tegen de Amerikaanse dollaroverheersing en hield hij een loflied op goud: ‘Ah! Goud verandert niet van aard, het laat zich even gemakkelijk omvormen tot staven, broodjes of munten. Het heeft geen nationaliteit, het wordt eeuwig en universeel aangehouden als de onveranderlijke en betrouwbare waarde par excellence.’
LINK: Zie hier de persconferentie, met het bedoelde fragment vanaf 11.53.
Begin jaren negentig gaf DNB-president Wim Duisenberg opdracht om een deel van de Nederlandse goudvoorraden uit New York te verplaatsen naar Australië. Binnen de directie van DNB bestond toenemend wantrouwen over de Amerikaanse houding ten opzichte van Europa en twijfel of het goud nog wel veilig was in de VS. In 2000 is dit goud uit Australië overgebracht naar de Bank of England in Londen. Op deze geheimgehouden transacties geeft DNB desgevraagd geen commentaar.

Gouden standaard

Evenals Frankrijk is Nederland traditioneel een goudhoudend land.
In 1875 voerde Nederland de ‘gouden standaard’ in, waarbij de gulden een vaste waarde kreeg in goud. Het bood bescherming tegen inflatie en voorkwam dat de overheid ongedekt geld zou uitgeven. Begrotingsoverschot was een geloofsartikel. De gouddekking was zo degelijk dat de gulden tot de hardste munten in de wereld behoorde.
Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 lieten alle westerse landen de gouden standaard los. In 1925 herstelde Groot-Brittannië de gouden standaard; Nederland volgde. President Gerard Vissering van DNB was een hartstochtelijk voorstander van de koppeling van de gulden aan goud, evenals Hendrik Colijn, de leider van de Anti-Revolutionaire Partij, minister van Financiën en minister-president.
Vissering had een groot deel van de deviezenreserves van DNB belegd in Britse ponden. Hij was ervan overtuigd dat de Britse regering zou vasthouden aan de koppeling van het pond aan goud, ondanks de rampzalige effecten op de Britse werkgelegenheid nadat in 1929 de Grote Depressie was uitgebroken.
Dat was een misrekening. Op 20 september 1931 liet Groot-Brittannië de goudkoppeling los. Het pond devalueerde, DNB leed een enorm verlies en dreigde bankroet te gaan. Vissering verloor zijn baan.
Zijn opvolger Leonard Trip bleef de gouden standaard verdedigen. ‘Wij zijn geen muntvervalsers,’ verzekerde Trip herhaaldelijk. Een stabiele munt bood in roerige tijden financiële zekerheid en disciplineerde de overheidsuitgaven.
Hierop kwam felle kritiek van de socialisten die de economische crisis wilden bestrijden. En uit rechts-radicale hoek, waar de gouden standaard gold als instrument van volksvijandige bankiers. De aanvallen van fascistische groeperingen op Colijns verdediging van de gouden standaard raakten bovendien vermengd met onthullingen over een buitenechtelijke verhouding die hij had met een naar Nederland gevluchte Duits-joodse vrouw.
Nadat Frankrijk op 25 september en Zwitserland op 26 september 1936 de gouden standaard hadden losgelaten, was Nederland een etmaal lang het enige land ter wereld dat de koppeling van zijn munt aan goud handhaafde. Een dag later zag Colijn zich gedwongen deze ‘erepositie’ prijs te geven. Het was hem ‘onnoemelijk zwaar gevallen’.

Nazi goudroof en Zwitserland

In de maanden voorafgaand aan de Duitse inval in Nederland op 10 mei 1940 had DNB uit voorzorg zo’n 80 procent van de goudreserves in veiligheid gebracht bij de centrale banken in Groot-Brittannië, Canada en de Verenigde Staten. Dit goud werd tijdens de oorlog grotendeels gebruikt voor de financiering van de Nederlandse regering in ballingschap in Londen.
In Amsterdam verordonneerde Meinoud Rost van Tonningen, de NSB-president van DNB die in 1941 aantrad, 145 ton goud uit de kluizen van DNB, aangevuld met goud dat burgers gezagsgetrouw vrijwillig hadden ingeleverd, naar Berlijn te transporteren ter financiering van de strijd aan het Oostfront. De Reichsbank verkocht het Nederlandse goud vervolgens aan de Zwitserse centrale bank om aan harde deviezen te komen voor de oorlogsvoering.
Van de 122 ton roofgoud die via de nazi’s in Berlijn bij de bankiers in Zürich waren terechtgekomen, heeft Nederland na de oorlog de helft teruggekregen. Zwitserland heeft altijd geweigerd de claim op de resterende 62 ton te erkennen of te vergoeden (actuele waarde: 5,9 miljard euro). Na jaren van vruchteloze onderhandelingen met Zwitserland gaf minister van Financiën Gerrit Zalm in het tweede Paarse kabinet (1998-2002) de claim op.

Bretton Woods

Nog voordat de oorlog beëindigd was, kwamen in de zomer van 1944 de geallieerde landen een nieuw internationaal geldstelsel overeen dat bekend kwam te staan als het stelsel van Bretton Woods, een vallei in New Hampshire waar in hotel Mount Washington de besprekingen gevoerd werden.
In het stelsel van Bretton Woods garandeerden de Verenigde Staten een vaste goudprijs van 35 dollar per troy ounce (31 gram) en waren de munten van andere landen gekoppeld aan de dollar. Na overleg konden de wisselkoersen ten opzichte van de dollar worden aangepast.
De wisselkoersstabiliteit die dit stelsel bood, vormde mede de basis voor het naoorlogse economische herstel. Zodanig, dat de Europese landen in de jaren zestig hun dollarreserves steeds verder zagen oplopen.
Evenals Frankrijk en Groot-Brittannië begon Nederland onder DNB-president Marius Holtrop en zijn opvolger Jelle Zijlstra op grote schaal dollars om te wisselen in goud. De Amerikaanse goudreserves in Fort Knox raakten uitgeput.
Een dringend verzoek van de president van de Amerikaanse centrale bank, Arthur Burns, om de omzetting te stoppen, wees Zijlstra minzaam van de hand. In juli 1971 wisselde DNB 250 miljoen dollar om in goud.
Dit vormde mede de aanleiding voor president Richard Nixon om op 15 augustus 1971 het Amerikaanse goudloket te sluiten en de koppeling van de dollar aan goud los te laten. De dollar devalueerde. John Connally, minister van Financiën onder Nixon, reageerde op Europese kritiek op de verzwakking van de dollar: ‘De dollar is onze munt en jullie probleem.’
De ‘Nixon shock’ luidde het einde in van het stelsel van Bretton Woods.

32 duizend goudstaven voor China

De Nederlandsche Bank bulkte weer van het goud – de uitgaven tijdens de oorlog door de regering in ballingschap en de goudroof door de nazi’s waren ruimschoots goedgemaakt.
Het probleem was: zolang goud ligt opgeslagen in een kluis levert het geen rendement op. Daar kwam bij dat de Europese Unie in 1992 het Verdrag van Maastricht afsloot, waarin werd vastgelegd dat er een gemeenschappelijke Europese munt zou komen en dat de deviezenreserves van de centrale banken naar evenredigheid zouden worden overgedragen aan de toekomstige Europese centrale bank.

Voor Nederland met zijn omvangrijke goudreserves pakte dat ongunstig uit.
Wim Duisenberg, president van DNB en later president van de Europese Centrale Bank (ECB), legde het dilemma voor aan Wim Kok, minister van Financiën in het derde kabinet Lubbers.
In de zomer van 1992 stelde Duisenberg voor een kwart van de goudvoorraad van 1.600 ton te verkopen. Op 2 oktober ging Kok akkoord, de Tweede Kamer wist van niets. Eind 1992 verkocht DNB in het diepste geheim 400 ton goud, 32 duizend goudstaven, via de Londense goudmarkt aan de Volksrepubliek China. De opbrengst bedroeg 7,5 miljard gulden.
In de jaren daarna heeft DNB stapsgewijs de goudreserves verder teruggebracht, naar de huidige 612 ton.

Geografische spreiding

Meer dan de helft van de Nederlandse goudreserves lag ondertussen in de kluizen van de Fed in New York.
Aan het Frederiksplein lag 11 procent in een kelder die in geval van een overval onder water kon worden gezet via een ondergronds sluisje naar de Amstel. Dat moest anders, vond de in 2011 aangetreden DNB-president Klaas Knot. Ten behoeve van de geografische spreiding werd in 2014 zonder ruchtbaarheid 122 ton (9.760 goudstaven) uit de Verenigde Staten naar Nederland overgebracht.
Met de ingebruikneming van het DNB Cashcentrum in 2023 zijn ruim 14 duizend goudstaven van het Frederiksplein naar Zeist verhuisd.

Vertrouwensanker

Tegenwoordig speelt goud geen monetaire rol meer. Het is een zeldzaam metaal met bijzondere eigenschappen, maar terugkeer naar de gouddekking van valuta’s zoals ten tijde van de gouden standaard, waar sommigen voor opteren, is praktisch onmogelijk.
De totale hoeveelheid goud die in de geschiedenis uit de grond is gehaald, staat in geen verhouding tot de oceanen van geld die door de wereldeconomie klotsen.
Wisselkoersen, rentestanden en monetair beleid kunnen evenmin afhankelijk zijn van de jaarlijkse goudproductie in de mijnen van China, Rusland, Australië of Zuid-Afrika.
Centrale banken hechten aan goud als reserve die ze achter de hand houden, als symbolische verzekering voor een onzekere toekomst.
De Nederlandsche Bank noemt het daarom een ‘vertrouwensanker’. Het is de vraag of dit anker standhoudt als Trump de onafhankelijkheid van de Federal Reserve ontmantelt en daarmee een monetaire storm ontketent. Vooralsnog blijft 31 procent van het Nederlandse goud op de plank liggen in de kluizen van Manhattan.

Dit artikel is gepubliceerd bij Follow the Money op 11 september 2025